Hallo, bent u daar weer, doctor Marx?

In de talloze beschouwingen over de financiële crisis trof mij een grappig detail in een stukje van James Kennedy, hoogleraar Nederlandse geschiedenis in Amsterdam, die als Amerikaan ook zijn geboorteland in de gaten houdt. Over de aanvankelijke stemming in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, waarbij het reddingsplan van 700 miljard dollar voor de financiële sector werd verworpen, noteerde Kennedy in Trouw: „In de Nederlandse pers kregen de conservatieve Republikeinen die geen inmenging van de overheid wensten in de vrije markt, vaak de schuld in de schoenen geschoven. Een van de tegenstemmers was de afgevaardigde van het district West-Iowa, waar ik ben opgegroeid. Steve King verklaarde zijn stem als een stem voor vrijheid en tegen het socialisme. Toch opmerkelijk dat complexe problemen zo eenvoudig gereduceerd kunnen worden tot ideologische oneliners.”

Nu is het in de Verenigde Staten niet nieuw elke interventie van de overheid in de economie als ‘socialisme’ te verwerpen. Toen Franklin D. Roosevelt tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig met zijn New Deal kwam, verschenen in de machtige Hearst-kranten rijmpjes als:

The Red New Deal with a soviet seal,
Endorsed by a Moscow hand
The strange result of an alient cult
In a liberty loving land.

Maar om nu een door Bush gesteund plan voor hulp aan het bankwezen als socialisme te horen bestempelen, dat hadden we niet direct verwacht. Bijna even opmerkelijk was, aan de andere kant, de bijdrage die de aartsbisschop van Canterbury, Rowan Williams, vorige week leverde in het aartsconservatieve Britse weekblad The Spectator onder de kop: ‘Face it: Marx was partly right about capitalism’.

Wie denkt dat Marx nog het meest lijkt op Kim Jung Il met een baard, zal ontstemd vaststellen dat nogal wat analisten van de huidige financiële crisis beginnen over ‘het gelijk van Marx’. In werkelijkheid is de revival van Marx al een jaartje of tien gaande. In 1997 schreef de Britse econoom John Cassidy in een geruchtmakend artikel in The New Yorker dat een bankier op Wall Street hem bezworen had: „Er ligt een Nobelprijs klaar voor de econoom die Marx weer tot leven wekt. Ik ben er zeker van dat hij de beste kijk biedt op het kapitalisme.” Dat leek niet van deze wereld. Van een tweestrijd tussen kapitaal en arbeidersklasse is immers geen sprake in een samenleving waar – via de pensioenfondsen en het woningbezit – de meeste arbeiders zelf kapitalisten geworden zijn. Bovendien is Marx typisch een product van de negentiende eeuw, die nog meende dat de geschiedenis vooruitgaat in een aanwijsbare richting naar een begrijpelijk doel. Marx leek anathema geworden, vooral omdat zijn erfgoed is overschaduwd door de pervertering en ondergang van maatschappijen die zich ‘socialistisch’ noemden. In feite had hij echter nauwelijks iets over het socialisme te melden – over het kapitalisme des te meer.

Hoe wereldvreemd de herwaardering van Marx tijdens het hoogtepunt, eind jaren tachtig, van het moderne kapitalisme ook leek, vandaag klinkt het alweer minder gedateerd. Bankier en CDA-ideoloog Herman Wijffels, die men niet van socialistische sympathieën kan verdenken, zei in een interview met de Volkskrant: sinds het kapitalisme zegevierde op het communisme „zijn alle remmen losgegaan. Dat heeft ruim baan gemaakt voor al die deregulering. Die lui op Wall Street voelden zich de koningen van het universum. Nu, je ziet wat daar van gekomen is. Eerlijk gezegd is die hele hypotheekcrisis één grote roofpartij geweest”.

De SP was er als de kippen bij om deze uitspraak van Wijffels in een radiospotje door Jan Marijnissen te laten te presenteren als partijreclame. Even ouderwets als het door James Kennedy opgevoerde Republikeinse congreslid uit West-Iowa! De ideologische oneliners van de SP lijken op de ‘paar fossiele eeuwige waarheden’ van ‘de ware socialisten’, door Marx schamper beschreven als het soort socialisten dat de eigen natie als de normale natie en de kleinburger als de normale mens voorstelt. Dat ‘ware socialisme’ geeft, aldus Marx, „aan iedere laagheid van de kleinburger een verborgen, hogere, socialistische zin”, waardoor het een tegenovergestelde betekenis krijgt.

Marx’ actualiteit ligt niet in propaganda voor het socialisme, maar in zijn analyse van het kapitalisme. Hij voorzag dat het kapitalisme wel moest worden tot een geglobaliseerd systeem, waarin het geld, als losgeslagen kracht, de hele aardbol rond jaagt, met vernietiging van hele culturen en met als gevolg „voortdurende verstoring van alle maatschappelijke omstandigheden, eeuwige onzekerheid en beweging”.

John Cassidy betoogde in The New Yorker, op een moment dat de aandelenkoersen tot in de hemel groeiden, dat de échte leerlingen van Marx de kantoren op Wall Street bevolkten. „Marx’ versie van het vrije ondernemerschap komt overeen met de opvattingen van moderne zakenlui, die voor geen goud als marxisten te boek zouden willen staan.” Zo zei de president-directeur van General Electric, Jack Welch, in 1989 op een aandeelhoudersvergadering: „In vergelijking met de gebeurtenissen die op ons afstormen, zullen de ruwe, tumultueuze jaren tachtig lijken op een decennium aan het strand. Op alle belangrijke markten staan ons darwiniaanse slachtingen te wachten, zonder troostprijzen voor de verliezende ondernemingen en naties.”

Dat had Marx precies zo kunnen zeggen, sterker, hij heeft het ook gezegd. „De achtenswaardige kapitalisten zullen nooit vergeefs uitzien naar nieuw vlees en bloed om te exploiteren en zij zullen de doden de doden laten begraven.”

De belangrijkste les die je volgens Cassidy dus uit het werk van Marx moet trekken is de noodzaak van strenge regulering van de kapitaalmarkten. Te lang – ik praat het de aartsbisschop van Canterbury maar na – is de financiële wereld gevrijwaard van voldoende toezicht en regulering, met alle risico’s van dien voor de sociale stabiliteit. Een van de weinige concrete maatregelen die Marx en Engels in Het communistisch manifest hebben voorgesteld luidt: „Centralisatie van het krediet in handen van de staat door middel van een nationale bank met staatskapitaal.” Interessant idee.

Marx schreef ook nog dat het kapitalisme zijn eigen doodgravers voortbrengt. Hij bedoelde de arbeiders, maar dát was een vergissing. De doodgravers van het kapitalisme zijn de kapitalisten zelf.


Dit bericht heeft 12 reacties op “Hallo, bent u daar weer, doctor Marx?”

  1. Germen Roding zegt:

    Volgens mij is de hypotheekcrisis toch vooral het gevolg van overheidsingrijpen.
    Om een paar voorbeelden te noemen.
    1. Hypotheeknemers mogen zonder restschuld uit hun huis als dat huis minder waard is dan de hypotheek.
    2. Bankiers en de verkopers van slechte hypotheken worden door het rechtspersonenrecht, door de overheid er in de negentiende eeuw doorheen gedrukt, beschermd tegen hun missers, terwijl ze wel de vruchten van onverantwoorde risico’s plukken. En achteraf de dans ontspringen.

    Waar overheidstoezicht daar wel duidelijk ontbreekt is bij de regelgeving voor hypotheken. Een dik pak papier van 200 pagina’s blijkt het contract in te houden. Mensen die nauwelijks alfabeet zijn dit latenn ondertekenen grenst aan boerenbedrog. Ook in de VS is iets als de financiële bijsluiter gewenst.

  2. ton werkhoven zegt:

    Een kapitalist is iemand, die het touw waar hij aan opgeknoopt gaat worden nog probeert te verkopen. Alles is immers handel. Deze mentaliteit leidde in 1929 tot een beurskrach, de crisisjaren daarna en de daarmee gepaard gaande opkomst van het fascisme. Internationale afspraken om dat nooit meer te laten gebeuren zijn onder de regering Reagan na de val van de muur volledig losgelaten. Wat er nu gebeurt is een herhaling van de geschiedenis, alle pogingen van Bos en de E.U. ten spijt. Ik vraag mij af wanneer de eerste pinautomaat uitvalt en welke politieke partijen hun voordeel hier mee doen. Ik denk niet dat het de socialisten zullen zijn, zij hebben Karl de afgelopen eeuw alleen maar misbruikt voor hun eigen doeleinden.

  3. jn de graaff zegt:

    Er is altijd al veel onzin over Marx beweerd. Hij was geen ideoloog of politikus, hij beschreef niet wat moet gebeuren maar wat zal gebeuren. Hij zag wetmatigheid in de ekonomie. Om kort te gaan konstateerde hij dat kapitaal accumuleert en niet terug vloeit naar de produktie. Als er niks geproduceerd wordt ontvangen de werknemers geen loon en kunnen zij dus geen produkten kopen. Dat noemde hij de verelendung oftewel verarming. Vanaf daar begint ie te zwetsen dat de verarmde massa de macht in handen zal nemen. Daar onderscheidde hij twee fasen: de diktatuur van de verarmde massa gevolgd door een soort hemelse toestand waarin de mensen tot het besef zijn gekomen e.e.a anders te doen en wel socialistisch, dus geen akkumulatie meer van kapitaal zullen nastreven, dus niet meer egoistisch zullen zijn. De optimist! En centralisatie is juist de meest ultieme vorm van akkumulatie. Niet alleen wordt dan door een klein klubje besloten wat er geproduceerd moet maar ook wat er gekonsumeerd moet worden.

    Ik denk dat Marx geen gelijk krijgt. Feitelijk zitten we met een heel ander probleem. Wat als iedereen al alles (..) heeft, dan valt de produktie ook stil. Dat wordt technisch opgelost door produkten een kortere levensduur te geven, minder kwaliteit dus. Ook door steeds weer met nieuwtjes te komen die mensen graag willen (of: nog meer, nog groter, nog sneller, nog zuiniger etc in steeds grotere verbanden -wat in feite ook akkumulatie is-) en waar het kapitaal in kan investeren en zo de produktie blijft doorgaan en daarmee de loonuitbetaling wat de consumptie mogelijk maakt. Kapitaalvernietiging is ook een beproefd recept.

    Maar de kern van Marx zorgen is waar de klassieke ekonomen ook (en aan de rand Keynes ook) zich mee bezig hielden: hoe blijft de geld/goederenstroom op gang, de ekonomie draaiende.

    Er is al een keer een heel goed recept gegeven om deze akkumulatie op te lossen zonder een strijd tussen de klassen: Ze hebben de man gekruizigd, nu zo’n tweeduizend jaar geleden maar in feite had hij gelijk: geef het kapitaal aan de arme door de akkumulatie ontstane bezitsloze klasse, dan kunnen zij kopen dus blijft de produktie op gang en blijft de kringloop in stand. Die man mag wat mij betreft “postuum” de Nobelprijs voor de ekonomie (en de vrede) wel eens keer krijgen.

    .

  4. Lambert Deen zegt:

    Mensen die eind tachtiger jaren voorspelden dat de arbeidersbeweging altijd het kapitalisme zou blijven steunen omdat zij totaal afhankelijk gemaakt was aan dit systeem, maar daarentegen er als het ware een klassenstrijd zou gaan ontstaan tussen de kapitaalmachten zelf, werden niet voor vol aangezien en als hopeloze theoretische fantasten aan de kant gezet. De bijbehorende redenering dat deze clash pas werkelijk desastreuze gevolgen zou krijgen nadat zelfs de Zuid- en de Noordpool aan economische exploitatie ten onder zouden zijn gegaan hebben gelukkig (voorlopig) ongelijk gekregen. Dat de aandelenhandel, gesteund door de ideologie van het neoliberalisme, zo de vrije hand zou krijgen, werd zelfs door dit soort zwartkijkers als onwaarschijnlijk beschouwd. Na de val van de muur, viel ook het Marxistisch zelfvertrouwen. Het was de Nederlander Jan Marijnissen die met zijn boek “Tegenstemmen” in het engels vertaald onder de titel “Enough!”, als eerste politicus de samenhang van neoconservatisme, neoliberalisme en monetair globalisme in beeld brengt.
    Met plezier en instemming las ik de karikatuur, die Elsbeth neerzette van voorvechters van de absolute vrije economie, waarbij vanuit een ideologisce reflex een complexe problematiek wordt teruggebracht tot simpele oneliners als: nationalisatie is socialisme. Even verder in haar column maakt ze zich zelf schuldig aan dit soort simplisme. Door Marijnissen neer te zetten als aanhaler van fossiele oneliners, geeft ze te kennen de complexiteit niet te kunnen doorgronden waarbij een gedegen theorie in relatie tot de dagelijkse politieke realiteit vertaald moet kunnen worden in de aanspreekbaarheid van een politieke partij. Daarmee degradeert ze haar eigen briljante column tot een ideologische reflex. Marx neer zetten als wetenschappelijke goeroe zonder de paradoxale complexiteit te herkennen van de beweging die hij mede vorm gaf, is even onmarxistisch als steile marxistisch leninisten waar Elsbeth op doelt.

  5. Raymond de Vries zegt:

    Dat moet een fijn gevoel zijn, even uw tijdelijk gelijk halen!

  6. victor crebolder zegt:

    Noem me een simplist als ik zeg dat het dunne boekje van Karl Marx met de pakkende titel Loon, Prijs en Winst meer voor mij betekend heeft als zijn turf Het Kapitaal. Uit deze heilige drie-eenheid is het kapitalisme geschapen, en wel tot wat het nu is. Een mondiale fata morgana, een cybernachtmerrie, met een en al glans voor de absolute minderheid; laten het er 10 miljoen zijn. De pokkenbaantjes en de hongerloontjes zijn wat rest voor de overgrote meerderheid.

    Bizar dat rijk zijn de rijkaards nooit of te nimmer genoeg is. Waarom zouden er uberhaupt miljardairs bestaan, is pakweg honderdmiljoen niet genoeg om een leven vol feest te vieren dan? als altijd gaan ze voor die ene extra 0 achter hun vermogen. Moge Amerika in elkaar klappen, zonder dat de klappen bij hen die ze al zo vaak gehad hebben terecht komen.

  7. yelamdenu.blogsome.com zegt:

    Hier leest u nog meer terzake doend:
    http://yelamdenu.blogsome.com/gld/de-hervorming-van-het-monetaire-stelsel/
    Nog nooit relevanter geweest.

  8. b.m.s.van praag zegt:

    Geachte Mevrouw Etty,

    ik las uw artikel met instemming. In ESB van mei dit jaar refereerde ik ook (met instemming ) aan de actualiteit van Marx.
    Het is maar dat u het weet.

    Met vriendelijke groet,

    prof.dr.bernard m.s.van praag
    ESB 93(4536) 30 mei 2008 335
    column
    Marx heeft toch gelijk
    Bernard van Praag
    In de jaren ’60 en ’70, die vele lezers van nu niet
    bewust zullen hebben meegemaakt, was het bestuderen
    van de geschriften van Marx, vaak vertolkt door zijn
    profeet Ernest Mandel, een intellectuele must. Ik had
    zelf mijn opleiding al afgemaakt en ben zo dus gelukkig ontkomen aan de wetenschappelijke dictatuur van de marxistische denkbeelden. Na de implosie van het communisme en de staten, gefundeerd op de marxistische heilsleer, hoort men er weinig meer over. Vele jongeren die ons vroeger op zelfingenomen en gedreven toon beleerden over de marxistische zienswijzen, zijn nu gezeten burgers in onze maatschappij en glimlachen vaagjes over hun vroegere jeugdzonde, wanneer je hen daar, inderdaad het is onkies, aan herinnert.
    En toch, had Marx helemaal ongelijk? Zijn theorie van
    het kapitalisme kan heel kort als volgt worden samengevat. Er is een klassenstrijd tussen arbeiders en kapitalisten, waarbij de kapitalisten de productiemiddelen, grond en kapitaal in handen hebben, en arbeiders slechts hun arbeid hebben aan te bieden. Op die markt had de negentiende-eeuwse ondernemer/kapitalist de macht en had de individuele arbeider weinig te zeggen. Daarom kon de kapitalist de prijs van de arbeid drukken tot een niveau waarbij de arbeider net niet verhongerde. De meerwaarde wendde de kapitalist aan voor de ontwikkeling van nieuwe arbeidsvervangende
    productiemethodes, en voor overnames van en fusies
    met andere kapitalisten, tot er ten slotte een monopolie ontstond. Vandaar de massawerkloosheid en de Verelendung van de massa’s.
    De opkomst van de democratie, de dreiging van revoluties, en de vorming van vakbonden, hebben ervoor gezorgd dat in onze westerse democratieën dit scenario tot nu toe niet is uitgekomen. En gelukkig maar …
    Maar toch, is daarmee de logica en de validiteit van
    zijn theorie volledig onderuitgeschoffeld? Marx schatte gewoon de kracht van een aantal factoren verkeerd in.
    Hij voorzag niet dat de arbeidersklasse in de twintigste eeuw een geducht tegenwicht zou opbouwen tegen de klasse van kapitalisten. In het laatste decennium zien we een proces van enorme concentratie, waarbij vele productiesectoren per land slechts door enkele ondernemingen
    worden beheerst en er vaak van openlijke
    of vaker van verholen kartelvorming sprake is. We zien vele massaontslagen, waarvan het effect slechts wordt verlicht door een nog goede sociale zekerheid en het feit dat de vergrijzing ons confronteert met arbeidsschaarste. We zien ook dat de positie van de arbeider,althans voor velen, fundamenteel lijkt te verzwakken in termen van beloning, ontslagbescherming en de regels omtrent pensionering en pensioen- indexatie. Om het kort te zeggen, de arbeider is niet meer zo nodig. Zijn productiviteit is enorm gestegen en vaak is hij zelfs helemaal
    te vervangen door een machine. Als mensenhanden
    dan nog echt nodig zijn, is het vaak mogelijk om
    een vervangend productiecentrum in China op te zetten
    of een ander lagelonenland. Er is een machtsverschuiving aan de gang, waarbij de kapitalistische klasse, dat wil zeggen in de huidige tijd de leden van de Raad van Bestuur, de hedgefondsen, de grootaandeelhouders, het weer totaal voor het zeggen krijgen, en de factor arbeid
    in de hoek gedrukt wordt waar de klappen vallen.
    Het is ironisch dat grote pensioenfondsen, waarvan het kapitaal toch in feite het spaargeld is van de werknemers, in dit spel onbekommerd meespelen.
    En dat leidt ertoe dat Marx’ scenario van de
    Verelendungstheorie toch weer realiteitswaarde begint
    te krijgen.Welke factoren zijn hiervoor aansprakelijk?
    In de eerste plaats het feit dat arbeid niet meer een
    tamelijk homogeen goed is. Er is een enorme kennisdiversificatie en specialisering opgekomen, bijvoorbeeld in de ICT-sector en de procesindustrie; en het aantal arbeidsplaatsen in sectoren met homogene arbeid zoals in de landbouw, is enorm afgenomen. Dit maakt het
    voor vakbonden veel moeilijker om gemeenschappelijke
    belangen te identificeren en die dan te verdedigen. Dit uit zich in een sterk gedaalde organisatiegraad.
    In de tweede plaats is er de globalisering, het wegvallen van grenzen en de vrije handel, waardoor arbeiders bedreigd worden door de concurrentie vanuit de lagelonenlanden. En ditzelfde geldt voor bedrijven.
    Nederlandse bedrijven die uit consideratie met hun
    werknemers hun kostprijs laten oplopen tot boven die
    van internationale concurrenten, is geen lang leven
    beschoren. Onlangs schreef de betreurde Thijs Wöltgens in een van zijn laatste artikelen, dat de westerse maatschappijen hun middenklasse kwijt raken. Dat er een kleine klasse van regenten aan het ontstaan is en dat de rest van de bevolking naar het minimum- bestaansniveau gedrukt wordt. Daar zit veel in; hier speelt het door Marx ontdekte mechanisme. Wie had kunnen denken dat het krantenbericht dat vijf industriële bovenbazen in Nederland het afgelopen jaar samen een bedrag aan bonussen ontvingen, waarvan gedurende één jaar 4000
    mimimumloners zouden kunnen worden betaald, geen
    enkele commotie meer zou verwekken? Het is tijd om
    eens goed na te denken in de Europese Unie over waar
    wij naar toegaan bij ongewijzigd beleid,of wij dat wel willen,en wat wij er nog aan kunnen doen.

    B.M.S.van Praag

  9. Pieter Kleerebezem zegt:

    Mag ik verwijzen naar: Georges Gurvitch, La Vocation actuelle de la sociologie, PUF 1957, p.493, en voor een Nederlandse tekst naar zijn, in 1968 in de aulareeks uitgekomen “Handboek van de sociologie”, deel I, p. 352 e.v. ?
    G. kenschetst in de Nederlandse tekst (2.6.7.) ‘De democratische-liberale maatschappij zoals zij zich ontwikkelde in het op vrije mededinging berustende kapitalisme’, waarin ‘De technische of economische modellen . . . van beslissend belang’ worden’. Hij sluit aan op en varieert het Marxisme.
    G.’s hoofdwerk heeft in Frankrijk korte tijd een grote weerklank gevonden, maar is “van buiten af” ook daar verdrongen door de West-Europese politieke en culturele golf van bewondering voor de angelsaksische (VS)-hegemonie, vooral ook in de sociale wetenschappen. Dit heeft hier in het westen en in onze ‘wingewesten’ materieel en cultureel geleid tot een achterlijkheid die
    de door Pim Fortuin luid (en ons allen stilletjes ?) elders gelokaliseerde ruimschoots evenaart en overtreft. Marx en al wat hij bedacht en verkondigde was dus “out and not done”. Gurvitch verkondigde reeds de conclusie van Elsbeth Etty, alleen wat eerder en vergeefs. Wat wordt haar lot ?

  10. Kees van Ravenhorst zegt:

    Geachte mevrouw Etty, uw citaat over “Darwiniaanse slachtingen” uit 1989 moet worden gezien vanuit die periode. Ook toen herinner ik mij goed viel het doek in America. Er werd een populair boek geschreven dat iedereen destijds las in de V.S. en Canada “The Great Reckoning”. Maar de grote afrekening kwam helemaal niet. En na een paar jaar ging het spel weer van vooraf aan. Al lang voordat Marx schreef en publiceerde, was het verschijnsel al om bekend, door bijvoorbeeld William Playfair een Schotse econoom in 1805 heel mooi omschreven als volgt (citaat uit The Great Reckoning met hulp van Wikipedia):
    …wealth and power have never been long permanent in any place.
    …they travel over the face of the earth,
    something like a caravan of merchants.
    On their arrival, every thing is found green and fresh;
    while they remain all is bustle and abundance,
    and, when gone, all is left trampled down, barren, and bare.
    Daar moeten we het maar mee doen. Het zou een utopie zijn te denken dat er met het Marxisme geen caravaan van merchants zou zijn. Hooguit zou de merchant in een marxistisch systeem een andere benaming krijgen. ‘t Is maar goed dat de Sowjet unie ooit heeft bestaan, dan weten we in ieder geval hoe we niet moeten experimenteren met de samenleving.

  11. Hans Lammers zegt:

    Marx heeft nooit gepleit voor meer regulering van de markt. Uiteraard wordt zijn autoriteit wanneer er weer een crisis is hievoor gebruikt. Maar Marx geloofde niet dat het systeem hervormd kon worden. Volgens mij zou hij als hij nu leefde nog steeds pleiten voor een fundamentele breuk met het kapitalistische systeem en voor werkelijke arbeiderscontrole over de productiemiddelen. En voor iedereen die denkt dat dit stoffig klinkt. Deze mensen zitten niet achter een weefmachine productie te maken voor een baas die hen uitbuit maar doen dat tegenwoordig achter de computer.

  12. Ineke Aardewijn zegt:

    Volgens de economische definitie is een kapitalist degene die de productiemiddelen bezit(van Dale).
    Het bezit van een “eigen” woning, doorgaans grotendeels het bezit van een bank, noch het vooruitzicht op een pensioen maakt van de bezitter daarvan een kapitalist.
    Het lijkt mij daarom toch handig om vast te houden aan de notie van een belangentegenstelling, ook als deze door de complexiteit van de onderlinge verbanden niet zo duidelijk meer is.

Reageren: