Een corporatie heeft de kenmerken van een bedrijf en de staat, maar is geen van beide. Ze is machtiger, veel machtiger. Ze verenigt verschillende belanghebbende groepen in één centrale entiteit waarbinnen de verschillende groepen interacteren volgens vastgestelde processen en regels. Ongeveer 400 jaar geleden werden de corporaties zoals we ze nu kennen opgericht door de Europese koloniale mogendheden, omdat de monarchen zochten naar een manier om de exploitatie van de koloniën, en de explosieve groei van bedrijvigheid die daarmee gepaard ging, te controleren. Hiertoe werd de corporatie opgericht: een onheilige kind met de wetgevende en militaire macht van de staat en de financiële macht van de nieuwe economie die door de handelaren werd geëxploiteerd. Het belangrijkste doel van corporatie was om lokaal welvaart en goederen te onttrekken en ze te centraliseren in de diepe zakken van bourgeoisie en de heersende adel. Zo werden de koloniën met behulp van speciale handelswetten, monopolies en legers onderworpen zodat de handelaren het alleenrecht hadden de rijkdommen te exploiteren. De Verenigde Oost-Indische Compagnie was één van de eerste corporaties ter wereld, die met behulp van een machtige oorlogsvloot en bij koninklijk decreet de koloniën stripte van hun rijkdommen. Na de Amerikaanse burgeroorlog werd de corporatie een rechtspersoon en praktisch onaantastbaar door haar lokale ongebondenheid en beperkte aansprakelijkheid. Nu worden corporaties gezien als de zegen van de mensheid en de brengers van werkgelegenheid en welvaart. Maar dat is niet zo. Hoewel een rechtspersoon en gevuld met echte mensen van vlees en bloed, is de corporatie weinig humaan. De emergente aard van de corporatie is erop ingericht dat ze de mens gaat vernietigen. Althans, de meesten van ons.
Het dodelijke virus dat corporatisme heet, in drie delen.
De macht van de corporaties heeft in de vorige eeuw een enorme vlucht genomen. Door economische groei en fusies en acquisities werden corporaties steeds groter en machtiger en strekte hun werkterrein zich verder over de wereld uit. Globalisering was het toverwoord en corporaties begonnen hun machtsbasis verder uit te breiden zodat niks ze meer in de weg stond. Het kolonialisme was officieel voorbij en de ‘excuses’ gemaakt, maar de corporaties gingen op precies dezelfde wijze door met het exploiteren van lokale rijkdom ten behoeve van een kleine groep corporate aandeelhouders. Zuid-Amerika was nog niet bekomen van de roofzucht van de Conquistadores of ze kregen de cacao-, koffie- en fruitcorporaties op hun dak. Met behulp van met name de Amerikaanse regering, werden de landen gedwongen de corporaties toe te staan hun handel te drijven, waardoor de lokale bedrijven werden kapotgemaakt en opgekocht. De lokale bevolking werd vervolgens van zelfvoorziende ondernemers gereduceerd tot onderbetaalde arbeiders in dienst van de corporaties. Van revoluties en guerrillaoorlogen tot politieke moorden en zelfs militair ingrijpen op soevereine grond: niets ging te ver voor de corporaties om hun business te voeren. De corporatie kreeg alleenrecht de grondstoffen en producten te exploiteren en lokale handel kwam nagenoeg tot stilstand; de lokale onderlinge handelsrelaties tussen mensen en bedrijvigheid hielden op te bestaan en alles werd onderworpen aan de gecentraliseerde autoriteit van de corporaties.
De corporatie bouwde haar machtbasis gestaag uit en kwam er achter dat het controleren van de overheid niet genoeg was voor succes. Doordat alle sectoren steeds meer gecorporatiseerd werden, nam ook de invloed van de corporaties toe in het dagelijks leven. Met de massamedia die steeds meer in bezit kwam van corporaties – in eerste instantie om hun producten een platform te bieden – konden ze ook informatie en publieke opinie beïnvloeden. Op deze manier slaagden ze er ook in de berichtgeving die ongunstig was voor de business te onderbelichten en zelfs de politiek via deze weg controleren. Maar daar stopte het niet. Corporaties zijn inmiddels tot alle lagen van de maatschappij doorgedrongen, van ons onderwijssysteem, de wetenschap en onze sociale structuur. Alles wat vermarkt kan worden is prooi voor de corporatie. De corporaties hebben niet alleen de regeringen in hun zak, maar complete landen en handelszones. Samenwerkingsverbanden tussen landen worden zo ontworpen dat ze mondiale handel makkelijker maken voor corporaties. Corporaties beheersen ons economisch model en richten het verder naar eigen voordeel in. Economie, filosofie en psychologie werden zo toegepast dat er een economisch model ontstond waarin de corporatie floreert. De economie zoals we die nu kennen is geen organisch geheel van emergente wetmatigheden die natuurlijk geëvolueerd zijn, maar een door corporaties nauwkeurig gecreëerd speelveld waar maar één winnaar mogelijk is: de corporatie.
Economie en centrale valuta
Eén van de grootste problemen van ons huidige economisch model is centraal uitgegeven geld. Dit geld is geen neutraal medium en heeft een ingebakken bias (voorkeur). Het centreert de rijkdom naar de bron waar het vandaan komt, namelijk de centrale banken die internationale valuta als dollars, euro’s en yuan’s uitgeven. Naast het feit dat geld tegenwoordig totaal geen één-op-één relatie meer heeft met zaken die echte waarde vertegenwoordigen, zoals producten, grondstoffen en arbeid, wordt het gecontroleerd door obscure monopolisten die we kennen als de centrale banken en die meestal private ondernemingen zijn. Centrale banken voegen geen enkele waarde toe aan de economie en lenen alleen maar geld uit aan andere banken; zij hebben hier het alleenrecht op. Deze kleinere banken lenen dit geld weer uit aan bedrijven en particulieren waarna het met rente terug moet worden betaald. Bij iedere stap waarbij er geld uitgeleend wordt moet er naast het geleende bedrag ook rente terugbetaald worden en zo moet er uiteindelijk meer geld opgehoest worden dan er initieel gecreëerd was. Dit extra geld moet dan weer van andere bedrijven en particulieren komen die het op hun beurt weer moeten lenen van banken, enzovoort. Uiteindelijk zijn we in totaal meer geld schuldig dan er geld in voorhanden is. Dit is wat we bedoelen met een systeem dat gebaseerd is op schuld. Het is een vicieuze cirkel van schuld die alleen maar toeneemt.
Maar het is nog veel erger. Door afnemende controle en het loslaten van de goudstandaard zijn de banken overgegaan op fractioneel bankieren. Dit betekent dat een bank die geld leent van de centrale bank dit geld meerdere malen kan uitlenen met een dekking die slechts een fractie is van het originele bedrag die het van de centrale bank geleend heeft – vandaar de term fractioneel bankieren. Zo lenen banken met gemak tien keer het bedrag uit dat ze van de centrale bank geleend hebben, maar vangen ze wel de rente op de negen virtuele bedragen die ze niet hebben. Dit betekent dat de schuld die gecreëerd wordt exponentieel toeneemt en dus ook het aantal leners die uiteindelijk niet meer hun lening terug kunnen betalen. Ondertussen verrijken de banken zich enorm met geld dat geen enkele waarde vertegenwoordigt en dat ze ook nooit in hun bezit hebben gehad. En dus moet er weer meer geld uitgeleend worden wat de vicieuze cirkel alleen maar groter en dieper maakt. Dit resulteert in een piramidespel waarbij er altijd partijen failliet moeten gaan, omdat de totale geldhoeveelheid wel toeneemt maar nooit toereikend is om iedereen zijn schulden te kunnen laten betalen. Geld werkt onderlinge competitie in de hand, maar er zullen altijd verliezers moeten zijn om het kaartenhuis overeind te houden. Maar als er teveel verliezers zijn – lees een crisis – dan dondert de boel logischerwijs in elkaar. Ondertussen neemt de totale schuld in de periferie alleen maar toe en stroomt de rijkdom naar de banken die in het centrum zitten. Door de toenemende schuld en de groeiende (virtuele) geldhoeveelheid moet alles meegroeien en dus is het onmogelijk om duurzame bedrijven te creëren. De mate waarin een bedrijf dient te groeien wordt niet bepaald door vraag naar haar producten maar door de mate waarin ze in haar schuld moet voorzien. Dit is de ingebakken agenda van centrale valuta.
Dit is niet altijd zo geweest overigens. Gedurende de meerderheid van onze geschiedenis hebben we verschillende geldsoorten gehad die naast elkaar bestonden. Zo had je naast een grensoverschrijdende geldsoort – die bedoeld was voor de internationale handel – voornamelijk lokaal geld. De meeste transacties vonden lokaal plaats dus was er geen behoefte aan een internationaal geaccepteerde munt. Zo had je dus binnen landsgrenzen verschillende soorten geld die lokaal gebruikt werden. Geld vertegenwoordigde altijd een bepaalde fysieke waarde, of dit nu goederen waren, geleverde arbeid of het geld zelf dat gemaakt was van zilver of goud. Geld werd voornamelijk gebruikt om te investeren en het oppotten van geld (wij noemen dit nu sparen) was niet gebruikelijk en zelfs niet wenselijk. Aangezien lokaal uitgegeven geld vroeger veelal gekoppeld was aan bederfelijke waar als graan of plaatselijke grondstoffen, was het in ieders belang dat het geld rolde en niet stilstond. De historie kent veel voorbeelden die aantonen dat lokaal gebruikt geld de mensen een hogere welvaart gaf.
Hoewel we altijd gekscherend spreken over de “Donkere Middeleeuwen”, maakte Europa tussen 1000 – 1300 n. Chr. een enorme groei door toen het gebruik van lokale valuta piekte. De welvaart nam toe en de bevolking groeide enorm. In Engeland verdubbelde de bevolking zelfs in een tijdsbestek van 300 jaar. Toen in 1290 lokale valuta verboden werden en er een centrale munt werd ingevoerd, nam de groei af tot een daling binnen tien jaar. Heel toevallig. Ook de welvaart en leefomstandigheden namen af en veertig jaar later brak de eerste pestepidemie uit. Ook toevallig. Hoewel historici de uitbraak van de pest aanwijzen voor de bevolkingsafname, ligt de oorzaak eerder in de afname van de welvaart waardoor steeds meer boeren naar de steden trokken op zoek naar werk. Door de overbevolking die dit tot gevolg had en de afnemende welvaart die zorgde dat steden verpauperden, nam de hygiëne af en konden epidemieën zich makkelijker verspreiden. Soortgelijke taferelen kennen we nu van de vele miljoenensteden in Derde Wereldlanden, waar landbouwers naar de steden trekken voor ongeschoolde arbeid en onder erbarmelijke omstandigheden in getto’s terechtkomen .
De centrale valuta zijn ontworpen om accumulatie en competitie in de hand te werken. Hierdoor vertraagt de circulatie van het geld en wordt er minder geïnvesteerd in waardescheppende activiteiten. Ondertussen concentreert de rijkdom zich aan de top van de leenpiramide in plaats van dat het onderlinge samenwerking en gemeenschapszin stimuleert. Tevens stimuleert centraal uitgegeven geld geen duurzame economie maar drijft het op een inflatoire economie die oneindig groter moet groeien om zichzelf in stand te houden. Aangezien centrale valuta geen directe relatie meer onderhoudt met de waarde die het ‘zegt’ te vertegenwoordigen en alleen maar schuld stimuleert, past het perfect bij de grensoverschrijdende agenda van de corporatie.
Klik hier voor Deel 2
Later, na het faillissement van de Compagnie, heeft men de afkorting VOC ook wel spottend verklaard als "Vergaan Onder Corruptie".
Toen in 1290 lokale valuta verboden werden en er een centrale munt werd ingevoerd, nam de groei af tot een daling binnen tien jaar.
Ik vind het een overzichtelijk stuk, waarmee meerdere historische ontwikkelingen en gebeurtenissen in context gezet kunnen worden. Ben benieuwd naar het volgende deel.